Deze blog die ik eerder plaatste op 8 april (op mijn andere blog) van Dederiek Daum trof mij recht in het hart. Ze verwoordt zo mooi wat de essentie is van menselijk contact. Met haar toestemming publiceer ik haar tekst met de titel “Het belang van ‘bezielde’ aanraking”.
We staan er bij en we kijken ernaar: als we niet oppassen neemt de techniek de mens over. En we hebben er nog bewondering voor ook ….
Laatst las ik in de krant een artikel over de “nieuwe inwoner” onder dementerenden: een zogeheten “snoezelrobot”. Snoezelen is een activiteit die aangeboden wordt aan zwakzinnigen en dementerenden om de zintuigen te activeren. “De snoezelrobot kan een goede aanvulling zijn op de zorg richting de cliënt. Door de grote gelijkenissen met een echte kat (ze ademt, spint en miauwt), lijken cliënten echt een band met haar te krijgen. Ze draagt hiermee bij aan de behoefte van aandacht en iemand om voor te zorgen.“
Opvallend hoe een snoezelrobot kan bijdragen in de behoeften van mensen. Even zo goed als een knuffel(beer) voor een kind heel belangrijk is.
Het baart mij zorgen. Juist in deze tijd, waarin steeds minder tijd beschikbaar is voor menselijke aandacht en aanraking voor de mens, (persoonlijke) zorgcontacten vervangen worden door e-communicatie en de techniek steeds regelmatiger wordt ingezet als oplossing voor de behoefte aan menselijke aandacht en contact.
Net zoals bij het gebruik van massage-apparaten, massagerollers en andere hulpstukken: de techniek zal nooit kunnen tippen aan eenbezielde aanraking.
We leven in een tijd, waarin het menselijk contact in de zorg steeds verder gereduceerd wordt en men is er nog trots op ook is dat het lukt om zo “efficient” te werken. Waar moet dit heen gaan?
We leven in een maatschappij, waarin wij mensen maar door hollen. Niet kwaliteit maar kwantiteit is vaak het motto. Effectiviteit staat vaak voorop i.p.v. affectiviteit. En we lijken er een heel eind mee te komen.
Zelf, als (hoog)sensitief mens, voel ik me vaak een vreemde eend in deze wereld. Hoe handhaaf ik me in een dergelijke wereld, waar steeds minder ruimte lijkt voor affectiviteit en waarin de techniek een steeds grotere en belangrijkere plaats krijgt en minder ruimte is voor (mede)menselijkheid? Waarom lukt het mij niet om dat te doen wat zovelen om mij heen wel lijken te kunnen? Wat is er mis met mij?
Of, gericht op mijn eigen mogelijk tekort schieten: zie ik dan niet dat anderen ook zoekende zijn hoe zich in deze wereld een plek te weten, hoe zich in deze wereld te ‘redden’?
Aanraken is voor mij, als haptotherapeute, mijn beroep of beter gezegd het is een ambacht dat ik uitoefen.
Regelmatig verbaas ik me er over, dat wij – mensen – aanrakende beroepen of ambachten in het leven hebben geroepen om tegemoet te komen in een basisbehoefte van de mens:aanraken en aangeraakt worden. Iets wat eigenlijk zo vanzelfsprekend zou kunnen zijn in het dagelijks leven.
Mensen hebben andere mensen nodig: om mee te lachen en te huilen, je woede bij te uiten, je vreugde en zorgen mee te delen en om door (aan)geraakt te worden. Letterlijk en figuurlijk.
Maar hoeveel tijd en ruimte is daar nog voor in deze snelle maatschappij? Hoeveel aandacht is daar nog voor? Een hand geven, een schouderklopje, even je hand op iemands schouder leggen. Dat doen we nog wel. Maar het werkelijk stilstaan bij jezelf en bij een ander en vanuit die stilte en rust elkaar aanraken en ontmoeten in die aanraking. Hoe vaak gebeurt dat?
En dat, terwijl aanraken de diepste bevestiging kan geven, die een mens kan ontvangen. Letterlijk kan je in een affectieve aanraking voelen dat iemand er voor je is en dat je helemaal mag zijn zoals je bent.
Ik heb ruim 10 jaar in de zorg gewerkt. Eerst jaren in de kraamzorg. Het gebeurde wel dat een ‘kersverse’ moeder niet wist hoe haar eigen babytje aan te raken, op te pakken, aan de borst te leggen. Ze was letterlijk bang om haar eigen kindje aan te raken. Dus deed ze het maar niet. De borstvoeding was gedoemd te mislukken, helaas. Terwijl het geven van borstvoeding juist aan moeder en kind de mogelijkheid biedt om via het fysieke contact, een diepe verbinding aan te gaan. Maar de drempel was voor deze moeder te hoog. En de borstvoeding kwam dus ook niet op gang.
Vaak heb ik me afgevraagd: Wat is er in het leven van de moeder gebeurd is, dat ze zo weinig zelfvertrouwen had in haar eigen aanraking? Dat bij de geboorte van haar kindje haar hart zich niet zodanig kon openen dat ze haar armen kon uitstrekken naar haar kindje? En, wat zou dit betekenen in het leven van haar kindje?
Ook heb ik gewerkt met terminale mensen. Hoe belangrijk was het voor hen om – in het diepe proces van het leven loslaten – in alle rust aangeraakt te worden en deze aanraking nog te mogen ontvangen. Het gaf hen ontspanning, zorgen namen af, pijn verlichtte, tremoren van angst kwamen tot rust. Dit omdat ze via de aanraking zichzelf weer konden gaan voelen met alles wat er was en niet (meer) was.
Het in eenvoud toelaten van deze gevoelens gaf verlichting in moeilijke tijden. Het is een bezielde aanraking die ons die diepe erkenning en bevestiging geeft. En daarmee is deze zo weldadig en ontspannend. Een affectief aanraken kan een mens het gevoel geven van bestaansrecht te hebben.
Onderstaand gedicht verwoordt heel mooi hoe aanraken voor ieder mens van belang is.
Toe raak me aan
Ben ik je baby, toe, raak me aan.
Ik heb je aanraking nodig, meer dan je misschien ooit zult weten.
Was en verschoon en voed me niet alleen,
maar wieg me dicht tegen je aan, kus mijn gezicht en streel mijn lichaam.
Je kalmerende, zachte aanraking drukt veiligheid en liefde uit.
Als ik je kind ben, toe, raak me aan.
Als ik tegenstribbel, je zelfs wegduw,
zet door, zoek manieren om aan mijn behoeften tegemoet te komen.
Je nachtzoen helpt mijn dromen te verzoeten.
je aanrakingen overdag vertellen me wat je werkelijk voelt.
Als ik je tiener ben,toe, raak me aan.
Denk niet dat ik omdat ik bijna volgroeid ben niet hoef te weten dat je nog om me geeft.
ik heb behoefte aan je liefdevolle armen, aan je tedere stem.
Als de weg vol stenen ligt, dan heeft het kind in me je nog steeds nodig.
Als ik je vriend ben, toe, raak me aan.
Niets laat me duidelijker weten dat je om me geeft
dan een hartelijke omhelzing.
Een opbeurende aanraking als ik in de put zit,
verzekert me ervan dat ik word bemind
en stelt me gerust dat ik niet alleen ben.
Jouw troostrijke aanraking is misschien de enige die ik krijg.
Als ik je sexpartner ben, toe, raak me aan.
Je denkt misschien dat je passie genoeg is,
maar alleen je armen houden mijn angsten tegen.
Ik heb behoefte aan je tedere, geruststellende aanraking
om me eraan te herinneren dat ik word bemind, gewoon om mezelf.
Als ik je volwassen kind ben, toe, raak me aan.
Al heb ik een eigen gezin om vast te houden,
ik heb nog steeds de behoefte aan de armen van pappie en mammie als
ik me gekwetst voel.
Als ouder kijk ik er anders tegenaan, waardeer ik jullie meer.
Als ik je bejaarde vader of moeder ben, toe, raak me aan
zoals ik werd aangeraakt toen ik nog heel jong was.
Houd mijn hand vast, zit dicht bij me, geef me kracht
en verwarm mijn vermoeide lichaam met jouw nabijheid.
Al is mijn huid nu gerimpeld, ze vindt het heerlijk om aangeraakt te worden.
Wees niet bang
Raak me gewoon aan.
Uit: ‘Liefdevolle aanraking’, door Phyllis Davis
Wil je iedere week mijn blog in je mail: kies dan in de rechterkolom bovenaan voor ‘Volg dementie’. Je reactie is ook zeer welkom. Ook nodig ik je uit dit bericht te delen via LinkedIn of facebook. Dat kan via de knoppen hieronder.